Skip to content
Menu

“Brengt jouw tekst tot leven.”

De pot met goud

Daan – De pot met goud

Het is zaterdagmiddag en Daan kijkt uit het raam. Het regent al bijna de hele ochtend. Grote, dikke druppels kruipen van boven naar beneden over het raam. Papa en mama zijn boven. Zij schilderen de muren van zijn slaapkamer. Blauw, zijn lievelingskleur.
Daan zit beneden aan de eettafel. Naast hem staat een grote bak met lego. Hij knutselt een reuzenrad in elkaar. Alleen de figuurtjes nog in de karretjes zetten en dan is ie klaar.
Hij zet de piraat in het bovenste karretje. Dat is het kraaiennest. Daaronder komt de prinses. Ondertussen probeert de dief het geld uit de kassa te stelen, maar hij wordt betrapt door de politieagent.
Daan propt de dief in een mini politiewagentje en rijdt ermee over de tafel. De fruitschaal dient vandaag als gevangenis.

Daan is zo druk aan het spelen dat hij niet merkt dat de zon doorbreekt. ‘Hé vent, kom eens boven kijken,’ roept papa enthousiast.
Daan schrikt ervan, maar vliegt de trap op. Papa en mama staan voor het raam van zijn slaapkamer en wijzen naar buiten. ‘Moet je kijken wat een grote regenboog,’ zegt mama.
Het is de grootste en mooiste regenboog die Daan ooit heeft gezien. Alle kleuren kun je heel helder zien. Rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo en violet. De regenboog eindigt precies in het bos, twee straten achter Daan zijn huis.
‘Mag ik het eind van de regenboog gaan zoeken?’ vraagt Daan. ‘Zo te zien is het vlakbij.’
‘Ja hoor, jongen,’ zegt papa. ‘Kijk je dan meteen of je de pot met goud kunt vinden?’
‘Pot met goud?’ Daan kijkt zijn vader vol ongeloof aan.
‘Jazeker!’ antwoordt papa. ‘Ze zeggen dat er een grote pot met goud staat aan het einde van de regenboog. Maar niemand heeft die ooit gevonden.’
Daan stuitert van nieuwsgierigheid. Hij rent naar beneden en vertrekt richting het bos. Voor de zekerheid neemt hij een tasje mee. Je weet maar nooit, toch?

Het bruggetje richting het bos kraakt als Daan eroverheen loopt. Twee eendjes in het slootje wassen zich. Ze kwaken, maar Daan heeft geen tijd om ernaar te kijken. Hij moet opschieten, want als de zon straks alle regenwolken verjaagd, is er geen regenboog meer. Hij holt over het bospad en struikelt bijna over een tak. Koele druppels vallen van de bladeren af. Precies in z’n nek.
‘Hé, dat kietelt,’ roept Daan lachend naar boven. Hij ziet de regenboog nog steeds. Misschien zelfs wel feller dan vanuit huis. Nog een keer naar rechts en een keer naar links en dan ben ik er, denkt hij. Zijn buik kriebelt van opwinding.

Een paar bospaadjes verder blijft Daan plotseling stilstaan. Zijn mond valt open. Naast een hoge beukenboom zorgt de voet van de regenboog voor oogverblindend mooie kleuren. De bladeren van de boom zijn groener dan ooit, de plassen water zijn felblauw en… wacht eens even…wat glinstert daar zo?
‘De pot met goud!’ gilt Daan. ‘Hij bestaat echt!’
Achter de beukenboom staat een ronde, koperen ketel en daarin liggen misschien wel honderden klompjes goud. Daan gaat op zijn hurken zitten. Hij strekt z’n arm om een goudklompje te pakken en op dat moment hoort hij achter zich:
‘Ahum…wat denken wij te gaan doen? Ha…ha…haaatsjoe.’
Verschrikt kijkt Daan om. Omdat ie op z’n hurken zit, kijkt hij eerst omhoog. Wat gek, niemand te zien.
‘We gaan toch geen goud lopen pikken, hè? Hatsjie.’
Daan kijkt op de grond en gelooft z’n ogen niet. Daar staat een kabouter.

‘Ik wilde alleen even kijken,’ zegt Daan. ‘Trouwens, wie ben jij eigenlijk? Ik wist niet dat er een pot met goud bestond, maar nu ook nog kabouters!?’
‘Kijken doen we met de oogjes,’ antwoordt de kabouter. ‘En mijn naam is Nies. Ik ben de bewaker van het goud.’
‘Ik kan wel raden waarom je zo heet,’ lacht Daan. ‘Hoe komt het dat je zo vaak niest, Nies?’
‘Dat lijkt me nogal wiedes,’ zegt Nies. ‘Ik sta al tachtig jaar iedere keer in de regen die pot te bewaken, want een regenboog is altijd precies waar de zon niet schijnt. Ik ben dus continu verkouden, snappie? Hatsjoe!’
Op dat moment begint het belletje aan de muts van Nies te rinkelen.
‘O jee, de regen is gestopt,’ zegt Nies. ‘Nog een paar tellen en de regenboog verdwijnt.’
‘Mag ik alsjeblieft één goudklompje meenemen om aan papa en mama te laten zien?’ vraagt Daan. ‘Anders geloven ze me nooit!’
‘Dat is ook precies de bedoeling,’ antwoordt Nies. ‘Het moet een geheim blijven. Mensen moeten erover praten alsof het een sprookje is. Vaarwel… hatsjiee!’
Hij springt in de pot en Daan ziet hoe de regenboog, de pot met goud en de kabouter oplossen in het niets. Met een grote glimlach op zijn gezicht loopt hij naar huis. Zou hij er iets over vertellen?